Aardappel enzo…
De aardappelplant (Solanum tuberosum) kwam in 1536 van Chili naar Europa. De Inca’s verbouwden deze plant toen al honderden jaren. Van origine dus geen typisch Nederlands product. Het heeft ook een hele tijd geduurd voordat de aardappel daadwerkelijk werd gegeten in Nederland.
De Spaanse monniken waren verantwoordelijk voor het verspreiden van de aardappel door Europa, maar deze werd vooral als sierplant gebruikt.
Omdat bloemen, bladeren, en vooral de bessen erg giftig waren, geloofden maar weinig mensen dat de knol eetbaar was. In deze tijd werd de aardappel voornamelijk gezien als varkensvoer. Pas rond 1720 werd de knol algemeen als voedsel geaccepteerd. Achteraf beschouwd was die aarzeling nog terecht ook, want de aardappelknol bevat precies hetzelfde gif als de bessen, alleen veel minder. De gifstof heet solanine.
Onder de plantaardige gifstoffen nemen de alkaloïden een belangrijke plaats in. Bekende alkaloïden zijn cafeïne, heroïne, cocaïne en nicotine. Ook in sommige gewone tuinplanten komen sterk giftige alkaloïden voor, bijvoorbeeld in de taxus, de lupine en de gouden regen.
Zelfs ons volksvoedsel, de aardappel, bevat het giftige alkaloïd solanine.
Voor een gemiddelde volwassene is 200 mg solanine schadelijk; de dubbele hoeveelheid kan zelfs dodelijk zijn. Aardappels bevatten gemiddeld 40 mg solanine per kg. Na het eten van meer dan 5 kilo aardappels in één keer kun je dus ziekteverschijnselen verwachten. Maar ook zonder solanine heb je dan al wel buikpijn.
Groene delen van de aardappel en aangetaste aardappels bevatten soms veel méér solanine. Die delen moeten dus goed weggesneden worden, want solanine wordt niet door koken onschadelijk gemaakt. Bij het eten van groene en beschimmelde aardappels krijg je al snel te veel solanine binnen. Je wordt gelukkig gewaarschuwd: aardappels met veel solanine smaken uitgesproken bitter.
In de 18e eeuw werd de aardappel in de meeste Europese landen verbouwd en als eten erkend en werd het snel een onderdeel van het dieet van het volk in Nederland.
Dit heeft heel erg met het klimaat en bodemsoort te maken. Er werd ontdekt dat een aardappel goed gedijt op kleigrond: een type grond die in Nederland veel voorkomt. Voorafgaand aan de aardappel was tarwe het meest gebruikte zetmeel product in de Lage Landen. Deze was veel gevoeliger voor weersinvloeden in vergelijking tot de aardappel. Ook heeft de aardappel een veel langere houdbaarheid en een hoge voedingswaarde.
Dit was erg gunstig voor de barre winters waarin vaak een voedseltekort was. In de 18e eeuw werd er in heel Europa aardappels verbouwd. Toch waren het de Belgen en de Nederlanders die de aardappel het meest consumeerden.
Rond die tijd was dat per hoofd zo’n kilo per dag.
Verder waren Nederlanders zeer bedreven in het verbouwen en cultiveren van nieuwe rassen. Denk aan rassen zoals Bintje, Eigenheimer, Opperdoezer, Muizen en Nicola,
dit in combinatie met van Gogh’s wereldberoemde schilderij bekroont Nederlanders tot “De Aardappeleters”.
Comments